De tuinman van de jungle
Tekst: Jaap Backx
Bosolifanten kunnen niet zonder het Afrikaanse regenwoud en het regenwoud kan niet zonder bosolifanten. Maar deze oeroude band staat onder druk en dat vormt een gevaar voor de toekomst van dit belangrijke ecosysteem. Op zoek naar balans in het groene hart van Afrika.
Zijn eerste bosolifant spotte bioloog Jaap van der Waarde in het regenwoud van Gabon. Het dier stond met zijn voorpoten tegen een boom en met zijn slagtanden scheurde hij op vier meter hoogte de bast eraf. ‘Ineens rook hij ons. Hij liet zich vallen, waardoor de grond trilde. Daarna het kabaal van brekend hout. Allebei sloegen we op de vlucht. Ik was ervan overtuigd dat hij me aanviel, maar op een gegeven moment voelde ik dat er iets niet klopte. Een stuk terug stond het patrouilleteam te lachen. De olifant was de andere kant op gestormd. Wanneer je genoeg afstand neemt, komen bosolifanten niet achter je aan. Maar als je te dichtbij bent, kun je beter rennen voor je leven.’
Jaap van der Waarde (tweede van links) samen met ecoguards op zoek naar sporen van bosolifanten
Mysterieuze reuzen
Lang werd gedacht dat er twee typen olifanten bestonden: de Afrikaanse en de Aziatische. In werkelijkheid leven er alleen op het Afrikaanse continent al twee verschillende soorten. Naast het feit dat ze een ander leefgebied hebben – dichte moerasbossen versus open graslandschappen – zijn bosolifanten een stuk kleiner en donkerder dan hun verwanten op de savanne. Ook staan hun slagtanden rechter, zodat ze zich door de dichte jungle kunnen bewegen.
Verder verschilt de sociale structuur. Bosolifanten leven in kleinere groepen van vijf, zes dieren. ‘Van de bosolifant weten we veel minder dan van de savanneolifant’, zegt Jaap van der Waarde, die sinds drie jaar in de Kameroense hoofdstad Yaoundé woont en vanuit daar voor WWF werkt. ‘De reden is simpel: je ziet ze niet. Het zijn mysterieuze dieren die zich door kussentjes onder hun poten vrij geruisloos door het dichte woud bewegen. Het best observeer je ze in een bai, een open plek in de jungle waar de dieren mals groen en mineralen vinden.’
Oeroud systeem
Bosolifanten trekken al generaties langs vaste routes door het bos. Daarbij vertrouwen ze op hun geheugen. Ze kennen feilloos de plekken waar ze voeding kunnen vinden: wortels, bodemzout en fruit. ‘Sommige bomen dragen eens in de vier jaar vruchten’, legt Van der Waarde uit. ‘Olifanten weten precies wanneer die rijp zijn en daar lopen ze vele tientallen kilometers voor om.’
Zoals de olifanten afhankelijk zijn van het bos, zo is het bos afhankelijk van olifanten. Wanneer de dieren door het woud trekken, duwen ze jonge bomen om. Zo maken ze gaten in het bladerdak die nieuwe groei mogelijk maken. Met dit gedrag spelen ze onbedoeld een rol in het remmen van klimaatverandering. ‘De bosolifant wordt weleens de tuinman van het woud genoemd’, zegt Van der Waarde. ‘Ook voor de verspreiding van boomsoorten zijn ze cruciaal. Sommige vruchten worden alleen door olifanten gegeten. De pitten komen in hun darmen terecht en de olifantenpoep zorgt ervoor dat zaden ontkiemen. Er bestaan bomen die voor hun verspreiding afhankelijk zijn van bosolifanten.’
Wankelende toren
Het is een voorbeeld van de blokkentoren van biodiversiteit. Wanneer je een blok weghaalt, wordt de toren wankel. De bosolifant blijkt een belangrijk blok in het Afrikaanse woud. Wanneer de olifanten weg zijn, kan het bos voor altijd veranderen. Helaas is de bosolifant al op veel plekken verdwenen. Vroeger kwam het dier voor in de equatoriale wouden van West-Afrika tot het Congobekken. Onderzoekers vermoeden dat ze nog maar in een kwart van hun oorspronkelijke leefgebied te vinden zijn. De afgelopen dertig jaar kromp de populatie met 86 procent en daarmee wordt de bosolifant ernstiger met uitsterven bedreigd dan die op de savanne.
Ongeveer de helft van de overgebleven bosolifanten leeft in Tri-National Dja-Odzala-Minkebe (TRIDOM), een grensoverschrijdend regenwoud in Kameroen, Congo- Brazzaville en Gabon. Het is een afgelegen en relatief ongerept gebied. ‘Je vindt er stukken bos waar nog nooit een kettingzaag doorheen is geweest’, zegt Jaap van der Waarde, die er vaak komt. Mede daardoor huizen in Afrika’s groene hart flinke populaties iconische zoogdieren als chimpansees, gorilla’s, luipaarden en dus ook bosolifanten.
Clandestiene activiteiten
Het feit dat TRIDOM ver weg ligt van de bewoonde wereld, zorgt ook voor clandestiene activiteiten die de natuur bedreigen. Denk aan illegale mijnbouw, jacht en vooral stroperij. Sinds de Chinese overheid na jarenlange lobby van natuurorganisaties de handel in ivoor verboden heeft, zijn er bemoedigende signalen dat stroperij van bosolifanten daalt.
Die afname is ook te danken aan de verhoogde aanwezigheid van rangers in beschermde bossen. Daarbij spelen lokale gemeenschappen als de Baka een onmisbare rol. Zij leven van oudsher in en van het woud en werken steeds vaker actief mee aan het beheer ervan. Een voorbeeld is Roland Okemba, ooit de grootste olifantenstroper van het Ntokou-Pikounda National Park. Tegenwoordig is hij er hoofdranger en hij heeft zijn ex-collega’s er eigenhandig uitgegooid. Met het vertrek van de stropers ziet Roland de olifanten teruggekomen. ‘Ze voelen zich veiliger en ik zie ze op plekken waar ze tien jaar geleden verdwenen waren. Dat is hoopvol.’
Duurzame ontwikkeling
Het Wereld Natuur Fonds zoekt naar manieren om de natuur in TRIDOM effectief te beschermen. Een nationaal park is niet overal realistisch en ethisch wenselijk. De bossen staan in arme gebieden waar mensen zich ook economisch moeten kunnen ontwikkelen. ‘Het is essentieel dat we een balans vinden tussen de belangen van de lokale bevolking en die van de natuur’, zegt Joeri Zwerts. Als wetenschapper van de Universiteit Utrecht deed hij onderzoek naar het effect van verantwoorde bosbouw in het Congobekken. De centrale vraag van zijn studie was of het FSC-keurmerk voor duurzaam en sociaal bosbeheer daadwerkelijk een positief effect heeft op de biodiversiteit in het woud.
Ruim vier jaar lang trok Zwerts door het enorme gebied om te onderzoeken hoe FSC-bedrijven het doen ten opzichte van niet-gecertificeerde houtkappers. Zijn uitgebreide analyse van vele cameravalbeelden tonen aan dat FSC een zeer positieve invloed heeft op dierpopulaties. De resultaten van het onderzoek worden op dit moment getoetst door het tijdschrift Nature.
Van links naar rechts: Joeri Zwerts (linksboven) - Roland Okemba (linksonder) - het plaatsen van een cameraval
De kracht van FSC
De FSC-maatregelen zijn vooral succesvol in het beteugelen van illegale jacht en stroperij, zegt Zwerts. ‘FSC-bedrijven zijn verplicht beschermde diersoorten te beschermen. Dat doen ze met anti-stroperijpatrouilles en door wegen te bewaken. Dat maakt het voor stropers moeilijk om diep het bos in te komen en dat is positief voor met name grotere zoogdieren. In mijn studie laat ik zien dat er vier keer zoveel bosolifanten rondliepen in FSC-bossen als in gebieden zonder toezicht.’
Volgens Zwerts is het een misverstand dat tropisch hardhout per definitie slecht is. ‘Ontbossing is vooral het gevolg van de toename van soja- en palmolieplantages. Wanneer je gaat kappen voor plantages, ontstaan ook wegen en nederzettingen en gaan mensen ongecontroleerd het bos in om te jagen en stropen. Dan gaat zo’n woud eraan. Verantwoorde houtkap zorgt juist voor duurzame economische waarde.’ Het mooie aan het FSC-keurmerk is dat je er als overheid, bedrijf en consument actief voor kunt kiezen. ‘Mijn studie laat duidelijk zien dat niet-gecertificeerd hardhout leidt tot minder biodiversiteit. Je kunt best tropisch hardhout kopen, maar dan wel met een FSC-stempel. Door de juiste keuze te maken, help je deze wouden te behouden voor de toekomst.’