Ola Jennersten / WWF-Sweden

Column

Elke editie een gastcolumn van een natuurliefhebber over wat hem of haar bezighoudt op het gebied van natuur en milieu. Deze keer: ecoloog en filmmaker Ruben Smit.

‘Natuurgebieden bestaan niet’

 

Ik heb de afgelopen jaren veel meegemaakt. Daardoor is mijn blik op de wereld – in het bijzonder op de natuur – gewijzigd. Allereerst en vooral ben ik ruim drie jaar flink ziek geweest. De ziekte van Lyme zorgde voor een existentiële crisis. Mijn leven was niet veel meer waard, mijn zintuigen haperden en ik was overgevoelig voor licht en geluid. Door deze fysieke malheur werd ik sterfelijker. Ik bleek ook maar gewoon een wezen van vlees en bloed dat geveld werd door een bacteriële infectie.

In die duistere tijd heb ik de dood in de ogen gekeken. Door mijn eigen kwetsbaarheid ben ik anders naar de natuur gaan kijken. Voorheen zag ik de natuur als de leefwereld van planten en dieren waar – in de ideale situatie - de mens zo min mogelijk invloed heeft. Een visie met gradaties. Zo was voor mij een jaguar in de Amazone meer ‘natuur’ dan een edelhert op de Veluwe – laat staan een grutto in de weide. Een visie waarmee ik altijd worstelde. Want zijn wij mensen dan geen natuur?

Het antwoord hierop is voor mij sinds mijn ziekte eenduidig: dat zijn we uiteraard wel! Wij als rechtop lopende primaten zijn net zo kwetsbaar en sterfelijk als de Tasmaanse duivel. Dat heeft corona ons wel laten zien. De mensheid kan zo verdwijnen als het ‘juiste’ virus zich openbaart. Mijn nieuwe visie op natuur heeft grote gevolgen. Als de mens natuur is, dan is alles om ons heen ook natuur. Van het straatgras tussen de stoeptegels tot het zilvervisje in de wc.

Het vergt tijd om dit goed te laten indalen, dat besef ik. Ik zal het makkelijker maken. Stel je een wereld voor waarin de mens recent is uitgestorven. Onze huizen zijn overwoekerd door bomen en struiken, waarin oehoes leven en waaraan herten knabbelen. Onze lijken zijn massaal opgegeten door monniksgieren, miljarden aaskevers, vliegen, schimmels en bacteriën. Komt het binnen? Wij zijn natuur. Deze visie heeft wel consequenties. Want als wij natuur zijn, waarom zouden er dan überhaupt nog natuurgebieden moeten bestaan? Laat staan natuurbeschermingsorganisaties? Want waartegen zou je jezelf als mensheid moeten beschermen? Als het met één soort goed lijkt te gaan, is het wel de mensheid. Op die manier denken heeft trouwens wel zo zijn voordelen. Weggeredeneerd is de stikstofcrisis, want alles is tenslotte natuur. Mais, brandnetels of klokjesgentiaan, wat maakt het uit? Het begrip biodiversiteit is niet langer relevant meer. Zou je denken?

Maar terug naar die allesomvattende vraag: waarom zou er nog natuurbescherming nodig zijn? Dat zal ik simpel uitleggen. Zie de hele planeet aarde als een groot natuurreservaat waarin wij mensen mogen leven. Zolang de bodem, het water en de lucht schoon en gezond zijn, zal er leven zijn in allerlei verschijningsvormen. En is er dus bestaansrecht voor de mens. Volg je me nog?

Handtekening RS.jpg