‘HET ROER MOET RADICAAL OM’
Tekst: Nathalie van Koot, beeld: Sicco van Grieken
Door de druk van de mens op de natuur zijn populaties wilde dieren sinds 1970 wereldwijd met bijna zeventig procent afgenomen. De grote vraag: hoe keren we het tij? Hoogleraar Bram Büscher doet al jaren onderzoek naar de verbanden tussen natuurbehoud en ontwikkeling. Hij gaat in gesprek met WWF-directeur Kirsten Schuijt over zijn revolutionaire ideeën.
Bram, de natuur gaat wereldwijd ongekend snel achteruit. Om die trend te stoppen zullen we volgens jou fundamenteel anders moeten gaan leven. En ook bij natuurbeschermingsorganisaties als WWF moet het roer om. Leg eens uit.
Bram: ‘De allerbelangrijkste oorzaak van verlies van biodiversiteit is onze huidige groei-economie. Ik heb daar uitgebreid onderzoek naar gedaan en ben ervan overtuigd dat we dit economische systeem niet duurzaam kunnen maken. Als we het uitsterven van dier- en plantsoorten willen stoppen, moet het roer radicaal om.
Ik denk dat we af moeten van het bruto nationaal product, dat je scherpe keuzes moet maken in wat je wel wilt laten groeien en wat niet. We moeten toe naar een systeem waarin we mensen en dieren in hun waarde laten en productiesystemen bouwen die dat bevorderen in plaats van afbreken. Dat is hoe ik de revolutie zie.
De rapporten van WWF en andere wetenschappelijke onderzoeken over de slechte staat van de natuur geven overduidelijk aan dat er echt structurele verandering nodig is. Maar natuurbeschermingsorganisaties zitten naar mijn idee in een lastig parket. Aan de ene kant geven ze continu aan dat we niet moeten doorgaan met het systeem van groei. Tegelijkertijd willen ze blijven geloven dat we door kunnen gaan binnen het huidige systeem. Eigenlijk zijn jullie daardoor heel goede dweilers geworden, Kirsten. Maar het probleem is dat de kraan wagenwijd openstaat. Je kunt hier en daar best succesjes boeken, maar voor een structurele oplossing moet die kraan eerst dicht.
Kirsten: ‘Je analyse is confronterend, maar ik ben het er wél mee eens. Het grote probleem is inderdaad de wereldeconomie die alleen op groei is gericht. Als je het hebt over het dichtdraaien van de kraan, dan vind ik dat we hier allemaal een rol in moeten spelen. Dat kun je niet overlaten aan natuurorganisaties.
Je kunt in mijn ogen kiezen voor de evolutie of voor de revolutie. WWF is dan weer meer van de evolutie. En ja, de omslag duurt veel te lang en dat voel ik ook heel erg. Wij kijken naar waar we nu het grote verschil kunnen maken. Daarom zitten we aan tafel met de financiële sector, een hoofdrolspeler in het huidige kapitalistische systeem. Op dit moment gaan er miljarden naar niet-duurzame projecten.
Wij willen die miljarden ombuigen naar toekomstbestendige investeringen. Dan maak je in één keer een grote klapper. Wat we daarnaast als WWF moeten doen, is vaker een harde streep in het zand zetten. Zoals destijds met Essent. Toen de energieproducent werd overgenomen door het Duitse RWE, hebben we de samenwerking direct beëindigd. Wij willen niet optrekken met een van de meest vervuilende energiebedrijven van Europa.’
‘WWF maakt op een aantal plekken echt het verschil, maar de uitdagingen zijn nu zo groot dat we veel groter moeten denken. Neem de conflictgebieden waar we werken, zoals het Congobekken. Een gebied met unieke natuur, waar zowel de dieren als de mensen die van het oerwoud afhankelijk zijn, in het nauw zitten. Denk aan het stropen van olifanten, gebieden die worden leeggeroofd voor grondstoffen, mensenrechten die worden geschonden. Samen met lokale gemeenschappen en partners moeten we nog veel meer een vuist maken. Tot hier en niet verder.
Ook moeten we af van de schijnbare tegenstelling tussen mens en natuur. Het is al lang niet meer van “we zetten er een hek omheen en niemand mag erin.” Dat is niet meer van deze tijd en WWF kijkt er nu ook heel anders tegenaan. Wat ons betreft is er geen scheidslijn tussen mens en natuur. Maar om dat te bereiken, is er nog wel een lange weg te gaan.’
De VN heeft ambitieuze doelen om dertig procent van onze planeet – zowel land als zee – te beschermen. Ook de Europese Commissie wil dat voor natuur in Europa. Is dat dan de oplossing om te voorkomen dat het uitsterven van soorten doorzet?
Bram: ‘Ik ben tegen het stellen van dit soort percentagedoelen, omdat je daarmee het onderliggende systeem in stand houdt. En juist dat moet je aanpakken. We moeten toe naar wat ik verbindend natuurbehoud noem. Dat houdt in dat we natuur meer haar gang moeten laten gaan. Tegelijkertijd is het essentieel dat mensen er daadwerkelijk een onderdeel van gaan worden. Dat betekent dus ook dat we natuur veel meer in onze steden integreren.
Als je dit idee combineert met het ontwikkelen van een andere economie, eentje die niet continu druk legt op mens en natuur, zul je zien dat er letterlijk en figuurlijk meer ruimte komt voor wilde natuur. In die zin is het idee van verbindend natuurbehoud – of convivial conservation – een structurele oplossing voor de huidige biodiversiteitscrisis.’
Kirsten: ‘Je hebt helemaal gelijk als je zegt dat we allemaal onderdeel zijn van de natuur. Of je nou in Nederland woont of in het Congobekken: natuur kan alleen beschermd worden als de mensen die er leven en werken die bescherming volledig omarmen. Tegelijkertijd is de druk op veel plekken zo enorm groot dat je er niet aan ontkomt om gebieden te beschermen. Dus in die zin ben ik het niet met je eens.
Bram, ik durf echt te stellen dat we geen berggorilla’s meer zouden hebben als we niet hadden besloten dat hun leefgebied beschermd moet zijn. Hetzelfde geldt voor onze zeeën. Er is wetenschappelijke consensus dat je een derde van onze oceanen effectief moet beschermen om het verdwijnen van soorten te stoppen. En wat dacht je van ons eigen land? In Europa bungelen we nog steeds onderaan de lijstjes van natuurbeleid, terwijl er juist nu zo’n behoefte is aan natuur. En het kan, als de wil er is. Daarom juich ik het toe dat de Europese Commissie voorstelt om dertig procent natuur in Europa – en dus ook in Nederland – te beschermen. Daar zullen dier én mens uiteindelijk baat bij hebben.’