'Keurmerken helpen om duurzamer boodschappen te doen’ De stelling
Tekst: Jolenta Weijers
Voedselkeurmerken zouden het leven van de duurzame eter makkelijker moeten maken. Maar doen ze dat ook echt? Vier experts aan het woord.
‘Er bestaan zo veel keurmerken dat Milieu Centraal een Keurmerkenwijzer heeft gemaakt. De tien beste – de topkeurmerken – stellen strenge eisen aan zaken als milieu, eerlijke handel of dierenwelzijn. Ze worden goed gecontroleerd en zijn helder over wat ze doen. Veel supermarkten omarmen deze topkeurmerken. Daar zijn wij superblij mee, want op die manier wordt duurzaamheid het nieuwe normaal. Het is dan wel belangrijk dat men in het buitenland ook producten met topkeurmerken wil, want anders verschuiven de producten zonder topkeurmerk daarnaartoe.
Het is fijn dat duurzaamheid hipper wordt, want daardoor gaan meer bedrijven er zelf mee aan de slag. Ze zetten duurzaamheidsprogramma’s op met een eigen naam en een eigen logo. Milieu Centraal is blij met zulke stappen, maar we zouden het liefst zien dat bedrijven zich op de tien topkeurmerken focussen. Dan blijft het voor consumenten duidelijker. En we zijn er ook nog niet hoor. Supermarkten streven er nu bijvoorbeeld naar om al het vlees 1 ster van het Beter Leven-keurmerk te geven. Dat is mooi, maar wat ons betreft is 1 ster het basisniveau voor dierenwelzijn. Pas bij 2 en 3 sterren is Beter Leven wat ons betreft een topkeurmerk.’
‘Om te beginnen: er zijn ontzettend veel keurmerken. Ook van bedrijven zelf. De een vindt iets duurzaam, de ander niet. Je zou keurmerken eigenlijk wetenschappelijk moeten laten beoordelen door een onafhankelijke instantie. Dat is belangrijk voor de betrouwbaarheid. En zelfs als ze betrouwbaar zijn, werken keurmerken minder goed dan je zou denken. Ze helpen vooral mensen die al betrokken zijn bij duurzaamheid om goede producten te kiezen.
Maar een grote groep consumenten – denk aan tieners, mensen met een laag inkomen en mensen met een lagere opleiding – gaat in de supermarkt af op smaak of prijs. En duurzame producten zijn meestal duurder. Eigenlijk zijn voedselkeurmerken dus behoorlijk elitair. Daarom zou de overheid ongezond en niet-duurzaam voedsel moeten belasten. Op die manier stimuleer je meer mensen om de betere keuze te maken. De politiek, banken en landbouw denken na over manieren die helpen om duurzamer te produceren. Bijvoorbeeld door true pricing. Daarbij krijgen duurzame boeren een eerlijkere prijs, maar het betekent wel dat de prijs in de supermarkt omhoog gaat.’
‘Jazeker, keurmerken werken. Het is niet voor niets dat consumenten steeds meer producten met een keurmerk kopen. Keurmerken zijn een goede manier om mensen te helpen keuzes te maken. Het is een vorm van communicatie. Het is wel belangrijk dat keurmerken betrouwbaar zijn en dat helder is waarvoor ze staan. Natuurlijk gaan niet álle consumenten af op keurmerken. Maar supermarkten vertellen ook over duurzaam voedsel op hun website of in hun magazines, dus de boodschap bereikt wel veel mensen. Veel supermarkten hebben naast de keurmerken hun eigen duurzaamheidsprogramma’s, met een eigen logo. Die zijn zeker betrouwbaar, want supermarkten hebben er geen belang bij om verkeerde informatie te geven over de impact van hun producten op het milieu.
Bij duurzaamheidskeurmerken op voedsel denk ik als eerste aan de topkeurmerken van Milieu Centraal. Dat zijn er al best veel: tien. Ik vind dat er alleen extra keurmerken moeten komen wanneer ze iets toevoegen. De laatste jaren zijn sociale omstandigheden en dierenwelzijn erg belangrijk geworden. Supermarkt Lidl doet nu, als variant op het nieuwe voedselkeuzelogo Nutri-Score, een proef met een zogenoemde Eco-Score. Daarmee kun je op de verpakking zien hoe duurzaam een product is. Dat klinkt veelbelovend.’
‘Er bestaat een woud aan keurmerken. Voor milieu, voor dierenwelzijn, voor gezondheid, noem maar op. Ik denk dat ze in principe kunnen helpen om goede keuzes te maken. De vraag is alleen: ga je als consument echt producten met zo’n keurmerk kopen? Vaak is niet helder waar een keurmerk precies voor staat. Dat is een eerste hindernis. En dan zijn duurzame producten vaak duurder dan gangbare producten. Dat is hindernis twee, want de meeste mensen zijn niet bereid om meer te betalen zolang ze ook iets goedkopers kunnen kiezen.
Op een ander niveau, bij de boeren, zien we ook problemen met keurmerken. Een boer die duurzaam wil gaan produceren om een keurmerk te krijgen, moet aan heel veel voorwaarden voldoen. En die voorwaarden zijn per keurmerk anders. Dat maakt het voor boeren moeilijk om zo’n keurmerk aan te vragen. Daar komt bij dat driekwart van de Nederlandse voedselproductie naar het buitenland gaat en daar lijkt geen grootschalige behoefte aan voedsel met een Nederlands keurmerk. De Autoriteit Consument & Markt denkt daarom dat de overheid in actie moet komen. Bijvoorbeeld door gangbare voeding duurder te maken of duurzame voeding te subsidiëren.’