Groen Afrika
In het hart van Afrika ligt het Congobekken. Een reusachtig regenwoud met duizenden unieke dieren en planten en een enorm zoetwaterreservoir. Een gebied dat helaas ook te kampen heeft met diverse bedreigingen. Twee experts over de gevaren en kansen voor deze overweldigende oase.
Tekst: Jolenta Weijers
Midden in Afrika, het continent dat zo vaak in verband wordt gebracht met droogte, is het groen. Heel groen. Tot ver buiten de oevers van de Congorivier strekt zich een regenwoud uit zo groot als West-Europa. Het beslaat delen van onder meer Democratische Republiek Congo, Republiek Congo, Gabon en Kameroen. Na de Amazone is dit het grootste tropische woud ter wereld. Het Congobekken bestaat uit rivieren, bossen, bergen, savannes en moerassen. En maar liefst de helft van alle Afrikaanse diersoorten leeft er. Dat zijn meer
dan vierhonderd soorten zoogdieren, ruim duizend vogelsoorten, zevenhonderd vissoorten en tienduizend tropische plantensoorten. Je vindt er bosolifanten, chimpansees, bonobo’s en gorilla’s. Het bekken vormt bovendien een enorm zoetwaterreservoir. Het wordt niet voor niets de ‘regenmaker van Afrika’ genoemd. Voor de rest van de wereld is het Congobekken ook belangrijk vanwege de opslag van broeikasgas CO2, omdat dit kan helpen tegen klimaatverandering.
Bioloog Joeri Zwerts en natuurboekenschrijver Meindert Brouwer komen regelmatig in dit indrukwekkende woud en weten veel over de bedreigingen waarmee dit bos te maken krijgt. En dat zijn er nogal wat. ‘Illegale houtkap, stroperij, zwerflandbouw, houtskoolproductie, aanleg van nieuwe wegen, productie van palmolie, mijnbouw’, somt Brouwer op. Hij heeft het allemaal gezien toen hij onderzoek deed voor zijn nieuwste boek Central African Forests Forever. ‘Dit heeft, zeker als je alles bij elkaar optelt, desastreuze gevolgen voor de natuur.’ Het regenwoud in het Congobekken is nu nog relatief intact, maar elk jaar verdwijnt ruim 800.000 hectare bos. Dat is bijna een vijfde van Nederland! Een groot probleem vormt de commerciële jacht op wild, dat geserveerd wordt in de restaurants in de steden. Alleen al in de Democratische Republiek Congo wordt elk jaar meer dan een miljoen ton bosvlees gegeten, vooral antilopen en apen. Ook gorilla’s worden gedood bij de illegale jacht. ‘Sommige mensen geloven dat je sterk wordt van het eten van gorillavingers’, zegt Joeri Zwerts. Ook op olifanten wordt gejaagd, maar dan voor hun ivoor. Op sommige plekken is geen olifant meer te vinden.
Zwerts onderzoekt namens de Universiteit Utrecht of wilde dieren beter af zijn met duurzame houtkap dan met ouderwetse kaalkap. Een keer of zes per jaar vraagt hij een dorpsoudste om hulp. Met de loonwerkers die de chief hem toewijst, trekt hij diep het oerwoud in. Voorop drie mannen met kapmessen om de weg te banen, dan Joeri, en achteraan drie dragers. Hun doel is een stuk bos waar Joeri camera’s ophangt om wilde dieren te filmen. Op die manier komt hij erachter welke dieren er zijn en hoeveel. ‘Ik heb nog geen officiële cijfers, maar het lijkt er sterk op dat in bossen die duurzaam worden beheerd meer wild zit’, zegt hij. Op percelen met een houtkapvergunning van het FSC- keurmerk is namelijk niet alleen sprake van verantwoorde houtkap, ook stropers wordt het lastig gemaakt.
‘Sommige mensen geloven dat je sterk wordt van het eten van gorillavingers’
Van alle bosbouw in Centraal-Afrika, bijna vijftig miljoen hectare, is negen procent verantwoord. Omgerekend bijna 4,5 miljoen hectare. Dat lijkt veel maar toch blijft er steeds minder Afrikaans regenwoud over, omdat de ontbossing toeneemt met name door kleinschalige akkerbouw. In een regio waar armoede eerder regel dan uitzondering is, gaat het immers bovenal om geld verdienen. ‘En dat kun je mensen niet kwalijk nemen’, vindt Joeri Zwerts. Meindert Brouwer is het met hem eens. Zijn boek staat vol ideeën voor natuurbescherming. ‘Dat zijn oplossingen van Afrikanen. Dit is geen boek van westerlingen die wel even zullen vertellen hoe het moet.’ Ook Brouwer signaleert dat armoede een belangrijke oorzaak is van ontbossing. ‘Mensen hebben geen werk. Maar het land is rijk, ook aan water.
Brouwer ziet twee belangrijke oplossingen: duurzame bosbouw en innovatieve landbouw. ‘De natuur beschermen vraagt ook om ontwikkelingssamenwerking. Je moet de prikkel om te stropen en te snel te kappen wegnemen.’ Hij bezocht een FSC-gecertificeerd houtproject van 1,2 miljoen hectare in Republiek Congo waar de zeventigduizend gorilla’s en vierduizend olifanten inmiddels niet meer constant op hun hoede hoeven zijn. ‘Het houtproject biedt elfhonderd arbeiders en hun families een inkomen. Een van die mannen vertelde me dat hij vroeger stroopte om geld te verdienen.’
‘Elk jaar verdwijnt ruim 800.000 hectarebos. Bijna een vijfde van Nederland’
Toen ik dat zag, ging ik uit mijn dak
Aan de rand van een nationaal park in de Democratische Republiek Congo ligt het dorpje Monkoto. Deskundigen van WWF hebben lokale boeren geholpen om hun grond zo te bewerken dat hij niet uitgeput raakt. Ze hoeven daardoor niet telkens een nieuw stuk oerwoud om te kappen. ‘Toen
ik dat zag, ging ik uit mijn dak’, zegt Brouwer. ‘Daar ligt, omgeven door regenwoud, een kleine oase tegen een helling.’ Een van de boeren is Ekumba Benz, vader van acht kinderen. Er groeit tegenwoordig van alles op zijn twee hectare land: maniok, rijst, avocado, ananas. Er zijn kippen. Er is een visvijvertje. Dat was vroeger wel anders, toen bleef het bij maniok en maïs.
Nu eet het gezin veelzijdiger, dus gezonder, en blijft er
ook nog wat over om te verkopen op de markt. ‘Ekumba is dolgelukkig’, zegt Meindert. ‘Om de paar jaar met wat klein gereedschap een stuk oerwoud omkappen is enorm zwaar. Dat hoeft nu niet meer.’ Van de dertig hectare regenwoud die Ekumba bezit, ontgint hij nog hooguit drie hectare. De rest van het bos blijft gewoon doen waar het goed in is: voor zuurstof zorgen.